Voor Piet Poppelier was 1 december een heugelijke dag. De sinds 1988 in Dongen wonende Oosterhouter vierde op die dag zijn 40-jarig jubileum als koster. Een vrijwillige job, maar daar maalt Poppelier niet om: “Het is dienstbaar werk.”
Door Hans Kulk
Op maandagmiddag om 14.00 uur staat de koffie in huize Poppelier al klaar. Het is lekker warm in de huiskamer, waar een groot aquarium met vissen staat, één van de vele hobby’s van Piet Poppelier. Op zolder staat namelijk ook nog zijn treinverzameling. Terwijl hij op zijn stoel zit en een slok van zijn koffie neemt, vertelt hij hoe hij op 1 december 1984 koster werd.
“Mijn vrouw en ik gingen iedere zondag naar parochie De Ark in Dommelbergen, waar wij samen kerkten met een protestantse gemeenschap. Wij hadden het geluk dat wij altijd de tweede dienst hadden, want dan was het in de winter lekker warm. Daar hadden ze een betaalde koster, maar die beviel niet zo goed. Omdat ik toen veel thuis was vanwege longproblemen en zo nu en dan klusjes deed voor de kerk, vroegen ze mij of ik koster wilde worden. En de betaalde koster dan, vroeg ik? Ze vertelden dat zijn contract niet werd verlengd. Dat het een vrijwillige functie was, interesseerde mij niet. Als ik iets graag wil doen, dan doe ik dat. Onder leiding van twee pastoors begon ik op 1 december 1984.”
Volgens Poppelier weten veel mensen niet wat de functie van koster inhoudt. “Een uur voordat de dienst begint, ben ik al in de kerk aanwezig om de verwarming en het licht aan te doen en de deuren te openen. Daarnaast zet ik alles klaar. Als koster ben je eigenlijk een gastheer.”
Van Oosterhout naar Dongen
Eind 1988 verhuisde Poppelier met zijn gezin naar Dongen, waar zijn zoon in de Sint Laurentiuskerk zijn vormsel kreeg. “Ik ging om de papieren af te geven en in te vullen met de toenmalige pastoor Wil Brand. Daar kwam ik deken Simon Kuiten tegen. Hij vroeg wat ik daar deed, want ik zat inmiddels ook als secretaris in het kerkbestuur. Ik vertelde dat mijn mandaat afliep en dat de afstand van Dongen naar Oosterhout, pakweg zeven kilometer, te ver was. Ik vind dat als je ergens een bepaalde functie vervult, je daar ook moet wonen. De deken zei tegen Wil Brand: ‘Ga maandag maar eens met hem praten, want het is een goede voor de kerk.’ Dat gesprek kwam er, en kort samengevat vroegen ze mij of ik koster wilde worden. Dat wilde ik. Ik deed het eerst samen met twee andere kosters en daarna zeker vier tot vijf jaar alleen.”
Overgang naar de kapel
Halverwege de jaren ’90 fuseerden alle parochies tot één parochie. De Paulus- en de Sint Jozefkerk werden gesloten. Op 7 januari kwam ook een einde aan de kerkdiensten in de Sint Laurentiuskerk. Men verhuisde naar de Kapel Zusters Franciscanessen. “Dat was een overgang,” zegt Poppelier. “De routine verdween, en we moesten alles opnieuw aanleren. Inmiddels zijn er nu een vijftal kosters. Ik ben naast koster ook coördinator van de zondaggroep. In principe is er op zondag nog maar één koster nodig.”
Passie voor het vak en NAC
Wat maakt het koster zijn zo bijzonder? “De dienstbaarheid aan de parochie en de mensen,” zegt Poppelier trots. “Mensen komen met allerlei vragen: waar ze mogen zitten, waar het toilet is, hoelang een dienst duurt. Ik geniet daarvan.”
Naast zijn werk als koster geniet de 71-jarige Poppelier van zijn vissen, treintjes en NAC. Al ruim 30 jaar is hij een fervent supporter van de club uit Breda. “NAC heeft destijds de club van 1912 opgericht. Dat betekent dat je voor tien jaar een seizoenkaart afsluit. We zitten nu aan de tweede termijn. Ik ga overigens alleen naar thuiswedstrijden. Door een visuele beperking zit ik altijd vooraan en gebruik ik een verrekijker om het doel aan de andere kant te kunnen zien.”
Bij thuiswedstrijden haalt hij Rachid, een Marokkaanse vriend, op. “Dat is altijd hartstikke gezellig. We bespreken de meest uiteenlopende onderwerpen en kijken daarna met een vaste groep de wedstrijd.”
Een mooi mens
Piet Poppelier is een mooi mens. Zijn gezondheid laat hem regelmatig in de steek, maar desondanks staat de jubilerende Dongense Oosterhouter altijd voor iedereen klaar. Dat mag ook wel eens benoemd worden.