Elk jaar nodigt hij zichzelf uit om bij ons een hele dag te Dongelen zoals hij dat noemt. Nu zit hij in de trein en manlief is onderweg om hem op te halen van het station. Over een kwartiertje zullen ze hier zijn dus ik neem ondertussen nog wat voorzorgsmaatregelen. Ik zet de grote glazen vaas tijdelijk in een andere hoek, wat klein en breekbaar is zet ik even in de kast. Manlief kent hem al vanaf zijn jeugd, ik ben later toegevoegd. Ik noem hem Kapotter, omdat hij me nog steeds elke keer verrast met zijn gave om voorwerpen spontaan uiteen te laten vallen door er alleen maar naar te kijken.
“Hoera!” Roept Kapotter enthousiast als hij binnenkomt. In de trein is hij eerst pardoes op de grote bos bloemen gaan zitten en die worden nu verder doodgeplet als hij mij, zonder ze eerst weg te leggen, strak omhelst. “Laat los!” Roep ik en haal overdreven proestend wat blaadjes uit mijn mondhoek. Ook na dit jaar is hij geen spat veranderd. “Mocht je nieuwe vriendin niet mee?” Vraag ik, terwijl ik de geknakte bloemen uit het boeket haal. “Zij is mijn vriendin niet meer. We gingen naar het bos, zij moest persé haar hond mee en ze gaf mij de riem. Die knapte en ik had alleen nog de lus in mijn hand. Bello rende met de rest van de riem over zeven bergen. Twee uur gezocht. Komt die hond ineens aangelopen. Ik sprong van blijdschap per ongeluk stom tegen haar autospiegel aan. En die brak dus af. Ging ze keihard schreeuwen dat ze het niet meer trok. Gelijk ontplofte ze als een pot augurken. Dus die zal wel voor eeuwig zuur blijven. Nou, dag hoor!” Kapotter is zo geboren, hij kan er niks aan doen. Overal waar hij in de buurt is liggen er ineens dingen aan gruzelementen of worden mensen gek, zomaar. Voor hem doe ik de koffie dus liefst in een tuimelbeker en niet in een kopje, want je kunt er gif op innemen dat het oortje dan afbreekt waar je bij zit, waarna hij vol verbazing boven een plas koffie het losse oortje van zijn vinger probeert af te krijgen. En een tompouce krijgt hij ook niet meer, het bovenste blijft altijd met het glazuur aan de knopen van zijn overhemd hangen.
“Twee maanden geleden heeft Marieke een baby gekregen, een meisje, Fleur.” Vertelt Kapotter trots. Hij is nu dus de oom van een nieuw wondertje. Hij is nooit getrouwd en heeft zelf ook geen kinderen. Hij raakt niet uitgepraat over zijn nichtje Fleur en haar moeder. “Wacht, ik heb toevallig een usb-stick met foto’s van de kleine in mijn zak, die móeten jullie even zien!” Hij staat op en wil al naar de TV lopen maar stoot eerst nog even met zijn knie het lage tafeltje half om en neemt onderwijl het eraf geschoven nougatinegebakje mee op zijn rechterschoen. “Nee! Wacht!” In een panieksprong is manlief bij hem en probeert de usb-stick uit zijn hand te trekken. Hierbij schuift het gebak van de Kapotterschoen af op het vloerkleed. Ik ben helaas niet snel genoeg om te voorkomen dat Kapotter er bovenop gaat staan. “Sorry, sorry, ik trek mijn schoen wel even uit.” Mijn lief heeft zich met een zucht van verlichting meester weten te maken van de stick en stopt die zelf heel snel in de TV. “Zit!” Zeg ik tegen Kapotter, ik wijs naar de bank en leg hem meteen een bewegingsverbod op. Met een sopje poets ik de plakzooi weg en dan gaan we naar vier miljoen foto’s kijken van de kleine Fleur. “Ze lijkt op je.” Constateer ik. Dan komt de volgende foto, van een poppenwagen.. met drie wieltjes. Ik wijs alleen maar. En Kapotter zegt: “Die heeft ze vorige week van mij gekregen, daar moet ik even mee terug want bij het uitpakken viel er een wieltje af.” Tuurlijk viel er een wieltje af. Het is een soortje Kapottervloek die ervoor zorgt dat er altijd wel érgens iets af vliegt of verbuigt als hij ook maar ergens in de buurt is. Stel je voor dat hij Fleur gaat verschonen, met Kapotter weet je maar nooit.