Gewoonlijk sta ik op met een planning in mijn hoofd, allemaal doedingen. Gelukkig weet ik wonderlijk snel waar ik nu echt géén zin in heb. De meeste plannen vervagen dus in rap tempo. Naarmate de ochtend vordert worden gekkigheden, door mijn brein bedacht, per kwartier meer opgeslokt door mijn hart. Conclusie: vandaag doe ik lekker niks, of beter gezegd ga ik iets doen dat ik fijn vind. Zonder manlief, hij is aan het werk.

Allereerst douche ik millieuonvriendelijk lang en doe mijn ochtendritueel tot ik in de auto stap en naar dat heerlijke terras in de bossen rijd. Een moment van klein geluk als er naast het terras een parkeervak vrij is en ik bijna vanuit de auto in de comfortabele stoel kan ploffen om een kop koffie te bestellen. “En een broodje beenham graag”. Twee stoelen bij mij vandaan zit een man met baard achter zijn groene thee te zuchten. Hij ademt kritiek als ik de eerste hap van mijn ruim met ham belegde broodje neem. Bij de tweede hap fronst hij zijn wenkbrauwen nadrukkelijk. Hij schuift een stoel op en zit nu dus eigenlijk direct naast mij met wat ruimte tussen onze twee tafeltjes. Hij kijkt hoe ik een derde hap neem. “Ik vind het niet fijn om te zien dat u vlees eet terwijl ik naast u zit.” Zegt hij dan. Nou ja, waar maakt hij zich druk om, ga effe gewoon aan een ander tafeltje zitten. En dat zeg ik dan ook zo. De Baard blijft naar me kijken en geeft geen sjoege.

Ik: “Zo te zien rust alle leed van de hele wereld op uw schouders, maar helaas, ík kan daar niks aan doen.”

Baard “Door vlees te eten ben je betrokken bij het doden van een voelend wezen. Een vleeseter is dom en asociaal.”

Ik: “En ik krijg paarse bulten van planteneters, zij produceren stoffen waar ik allergisch voor ben.”

In de gespannen stilte die volgt probeer ik onverstoorbaar verder te eten. Maar de Baard heeft mijn goede humeur afgepakt en ik kijk nu net zo geërgerd naar hem als hij naar mij. Hij geeft me nog even ongevraagd een verwijtend lesje milieubewustzijn volgens zijn eigen maatstaf. Als laatste zit ik hier op te wachten. De Baard bewerkstelligd bij mij een averechtse prikkeling en ik zeg: “Ik ken u helemaal niet maar u valt mij nu al twintig minuten lastig door mij uw eigen normen en waarden door de strot te duwen. En omdat ik een broodje ham eet ben ik meteen dom en asociaal? Uw kortzichtige en eenzijdige visie komt vast door een tekort aan eiwitten en vitaminen in de hersenen. Ik wens u veel granen! Goedendag.”

Tenslotte ben ik ook een voelend wezen. Als vorm van protest pak ik bij het opstaan nog even de ham van mijn broodje en eet die op. Het broodje en de sla laat ik liggen. “Voor de kippen,” zeg ik, “die lust ik ook.”.