Hoewel het nog een maand duurt voordat carnaval echt losbarst, beleefde ik afgelopen vrijdag met twee van de meest authentieke inwoners van Maoneblusserslaand een heerlijk avondje carnavalsflauwekul bij de buren in Peeënrijk. De fervente ‘carnavalisten’ Mike Weerts en Björn van der Doelen onthulden in De Cammeleur tijdens een soort van masterclass ‘De Ziel van Carnaval’. De kop is eraf!
Hoewel Van der Doelen zijn voorstelling al langer geeft (en vaak ook), was het voor mij een last minute ontdekking. En voor zulke initiatieven is muziekvriend Barko gelukkig vaak wel te porren. Dus samen met zijn vader, opper-Maoneblusser Cor, gingen we vrijdag naar Dongen, in vol ornaat verkleed natuurlijk. Hoewel we vooraf al wisten dat we ‘De Ziel van Carnaval’ niet te serieus moesten nemen, werden onze verwachtingen overtroffen. Wat een klets zeg.
In het kort: de Oost-Brabanders namen de aanwezigen aan de hand van de elf geboden van carnaval mee in hun belevingswereld: een wereld waar het draait om uithoudingsvermogen, communicatie en vooral niet te veel regeltjes. Aan de hand van anekdotes, een quiz en hoempamuziek met de Brabantse cowboy Van der Doelen op gitaar kwamen de ‘peeën’ en die paar Maoneblussers aardig in de stemming. Moraal van het verhaal: carnaval hoort thuis onder de rivieren, dus dat ‘toig van boove de riviere’ moet vooral thuisblijven. Dat laatste werd met enigszins aannemelijke argumenten kracht bijgezet door een felle Van der Doelen.
Overleven
Een heerlijk avondje carnavalsflauwekul dus met tussen de regels door toch iets van een moraal. Want waar Van der Doelen bij aanvang van de voorstelling begon met zijn verhaal, maakte Weerts en aan het einde prachtig af. De ‘Ziel van Carnaval’ zit hem in het samen trotseren van alle ontberingen die je als carnavalsvierder tijdens de vier of vijf dagen pret tegenkomt. Want het is een bikkelharde strijd om te overleven tijdens carnaval en die strijd voert ieder voor zich. Maar wat hulp is welkom. “Dan is daor ineens die sterke arm van die broeder of zuster die oew overend trekt.”
“Hé jongens, de obers hebben pauze, we zetten alle stoelen aan de kant. De dansvloer op dan bouwen we een feestje, de remmen los nu springen we ’ns uit de band. Kom opa schiet eens uit je sloffen en oma zet je beste beentje voor. Straks vliegen hier de veters uit je schoenen en zingen we weer allemaal in koor: wij vieren feest dus weg met de malaise, want nu is het tijd voor de polonaise Hollandaise, van hier tot Oeteldonk (bij Hoevelaken linksaf). Wij zakken door we zullen niet verdorsten en Willem grijp Marietje van achter bij de schouders. Dat wordt weer lachen dat wordt een dolle boel, kom oma aansluiten.”
Ik genoot vrijdag met volle teugen van de voorstelling. Maar de ‘ziel van carnaval’ gaat bij mij wat dieper dan het beeld dat de heren Weerts en Van der Doelen schetsten. Wat waar het (veel) drinken van bier of sterker spul bij hen (en vele anderen) als rode draad door carnaval loopt, gaat het mijns inziens juist niet om het pretentieloos aftanken. Natuurlijk komt het beeld wat het ‘toig van boove de riviere’ heeft van carnaval niet helemaal uit de lucht vallen: er wordt immers flink doorgehaald met carnaval. En toegegeven: de dames verkleden zich doorgaans ook niet als een ‘oude toddezak’. Maar het echte carnaval overstijgt de oerbehoeftes van ‘zuipen en wijven’. Het is het ultieme feest van verbroedering; een volksfeest dat de identiteit van een dorp mede bepaalt; een feest waarin het leven gevierd wordt: niet alleen maar samen!
Bedreiging
Ik merk dat ik een afkeer begin te krijgen tegen het massale bier zuipen wat mijns inziens een bedreiging aan het vormen is voor carnaval. Want begint het carnaval zoals we dat nu vieren niet heel erg te lijken op, ik noem maar wat, het Oktoberfest? We trekken een apenpakje aan, gooien ons tot aan de rand toe vol met alcohol, spugen alles weer uit en zeggen de dag erna dat het een prachtig feestje was, hoewel er ons er eigenlijk helemaal niets van kunnen herinneren. Meteen even helder krijgen: ik drink zeker ook wel wat alcoholische versnaperingen tijdens carnaval: er mag gedronken worden op het leven. Maar door dat met mate en met maten te doen probeer ik carnaval wel wat bewuster te beleven. En dat voelde de afgelopen jaren erg fijn, moet ik zeggen. En als een DJ het dan ook nog aandurft om wat echte carnavalskrakers van weleer door de speakers te laten galmen, dan kan mijn glimlach niet breder worden.
“Toen ik nog een baby was een schatje bovendien, zeiden alle mensen: moet je dat nou zien. Hij is om op te vreten, maar ’t is wel een beetje raar: nou ik niet zo klein meer ben, heb ik nog niet veel haar. Kom op nou pak hem beet en slaak met mij de kreet. Ik wil op mijn kop een kamerbreed tapijt, een kamerbreed tapijt, een kamerbreed tapijt. Ik wil op mijn kop een kamerbreed tapijt, een kamerbreed tapijt.”
Mijn advies: vier carnaval vooral zoals je zelf wilt: liefst met zo min mogelijk regeltjes. Maar sta af en toe eens stil bij de essentie van carnaval, bij al die uren die in de koude bouwschuren zijn doorgebracht om een mooie optocht neer te zetten, bij al die lol die liedjesmakers hebben gehad om een nieuwe carnavalskraker te schrijven en bij al die energie die de vrijwilligers erin steken om het iedereen zo goed mogelijk naar de zin te maken. Carnaval is cultureel erfgoed dat niet ten onder mag gaan aan pretentieloos zuipen. Zeker nu het toch al onder druk staat door het feit dat er steeds minder kroegen zijn, steeds minder schuren om een wagen in te bouwen en steeds minder tijd bij de opgroeiende jeugd die gedwongen wordt mee te gaan in de snelkookpan van verplichtingen die de huidige maatschappij lijkt te zijn. Want ondanks de toenemende roep om ‘meer, meer, meer’ mogen we nooit vergeten: “Carnaval het gewon alles wèt ’t leve ’n bietje mooier maokt.” Met die gedachte stap ik over een maandje het carnavalsgedruis in en sta ik met tranen in mijn ogen te kijken naar mijn kinderen die in de optocht vol trots voorbij zullen lopen. Alaaf!
Marcel Donks, muziekliefhebber uit Waspik
